dinsdag

Op reis (vervolg)

10.00 Na een wandeling komen we aan bij het speeltuintje. Hij is druk en laat zich moeilijk gezeggen. Als hij zo´n bui heeft lijkt de speeltuin ook z´n charme verloren te hebben, hij schopt overal tegenaan, maar gaat na een paar minuten toch met de waterpomp spelen.
Evenlater ziet hij de glijbaan, ik zie dat deze nog nat is van de regen, maar hij is zo snel en glijdt naar beneden. Wat het nodige commentaar oplevert: Nu ben ik nat, ik wil een andere broek aan.
Dat doen we straks wel, zeg ik. Hij moppert wat, maar gaat toch verder spelen.

10.25 We lopen samen naar kantoor en hij begroet zijn moeder, die hem opwacht bij de hoofdingang. We kunnen wel in het speeltuintje spelen zegt ze vrolijk, wil hem bij de hand nemen.
NEE, zegt hij, ik wil in de speelkamer, want daar is leuk speelgoed. Moeder is teleurgesteld en probeert het nog een keer. Maar wat ze ook zegt, ze krijgt het niet voor elkaar.
De begeleidster adviseert om gewoon naar boven te gaan, anders heb je zo weinig aan dat ene uurtje.
In de speelkamer speelt hij leuk met z´n moeder, er is contact, interactie en liefde te zien.

11.30 Het afscheid nemen is ook deze keer moeilijk. Hij zegt NEE  en lijkt niet van plan om op te ruimen en z´n schoenen aan te doen. De begeleidster en moeder gaan alvast de speelkamer uit, ik doe z´n schoenen aan en vraag hem om mama een afscheidskus te geven. Hij rent naar haar toe en springt in haar armen. Wat is dit moeilijk voor moeder, ze huilt en kijkt me vertwijfeld aan.
En dit is mijn zwakste punt; als ik maar iets merk van liefde en interactie tussen moeder en kind dan kan ik me daar zo goed in verplaatsen, dat ik het liefst zou zeggen: Neem hem mee joh en zorg goed voor hem!
Dit is echt moeilijk.

12.03 De trein vertrekt en ik heb een kind bij me dat tegen me aanligt en zoooo moe is. Wat een emotionele uitputtingsslag is zo´n bezoekje.
Als we bijna bij Millingen zijn waakt hij op uit z´n dromen en zegt naar de toilet te moeten. Tja, dat kan niet, want de trein remt al af voor Millingen. We stappen uit en tot overmaat van ramp blijven de spoorbomen dicht. Maar ik moet zo nodig, zegt hij, al springend. Ineens staat hij stil en zegt: Oeps.
Z´n spijkerbroek wordt donkerblauw en bij z´n voeten vormt zich een plasje.
Geeft niet hoor, zeg ik, je hebt broeken genoeg, we trekken thuis een schone aan.

13.15 We zijn thuis, pffft

1 opmerking: