dinsdag

Op reis


6.30  Ik sta op, kleed me aan en zet koffie. Met een beetje geluk heb ik dan nog een uur voor mezelf om rustig koffie te drinken, even het nieuws te zien of achter de computer iets te doen. Vandaag gaan we weer samen met de trein naar Düsseldorf . Moeder zal er dan ook zijn en dan hebben moeder en zoon samen een uurtje in de speelkamer. Onder toezicht van een medewerker.

7.30 Ik hoor nog niets en besluit maar eens te gaan kijken. Hij ligt nog heerlijk te slapen, maar over ruim een uur vertrekt de trein, dus maak ik ´m wakker. Zijn kleren liggen klaar en ik zeg dat hij mag gaan aankleden. Hij schiet in verzet en zegt dat hij niet gaat aankleden, dat hij dat niet kan. Dat is prima, zeg ik, dan blijf jij hier zitten tot je jezelf wel kunt aankleden en dan ga ik in de kamer nog een kop koffie drinken. Ik laat hem achter en hoor hem mopperen. Een paar minuten later staat hij aangekleed voor me.

7.50 We gaan samen aan tafel zitten om te ontbijten. Ik smeer z´n favoriete nutella op een boterham en geef dit aan hem. Weer in verzet. Dat gebeurt met eten niet zo vaak. Zelfs als ik zeg dat we naar mama gaan met de trein verdwijnt z´n verzet niet. Integendeel, hij schuift z´n bord weg en weigert nog langer ook maar een hapje te eten. Ik probeer het op dezelfde manier als net bij het aankleden. Hij moet zitten blijven en ik ga naar de keuken. Een paar tellen later staat hij achter me en zegt dat z´n boterham op is. Hij staat daar met z´n bord in de handen, maar de boterham is niet op. Ik stuur hem terug en dat doet hij, luid krijsend. Ik ben niet van plan de strijd aan te gaan met hem, maar besluit wel hem niet meer van te voren te vertellen dat we naar moeder gaan. Dat ga ik voortaan pas zeggen als we naar het station lopen.

8.30 We lopen naar het station en ik ga een kaartje kopen. Een kaartjesautomaat met tiptoetsen. Hij moet tussen de automaat en mij blijven staan, want ik ben veel te bang dat hij omgeblazen wordt door de passerende goederentrein en even later de hogesnelheidstrein. Als ik bijna klaar ben met het intoetsen van het kaartje en met welk betalingsmiddel ik denk te betalen, schiet zijn hand naar het toetsenbord en duwt op: zurück. Ik kan opnieuw beginnen.

8.43 De trein vertrekt en de komende 68 minuten zitten we in de trein. Een plekje voor 2 en dus ziet hij niet zoveel mensen voor zich om de aandacht te trekken. Hij wil een autootje hebben om op het tafeltje te rijden. Na een halve minuut wordt dat gebruikt om te laten vallen en vervolgens moet je dus op de grond en eventueel onder de banken van de medepassagiers kruipen om het weer te pakken. Ik waarschuw hem dat dit de laatste keer is dat het autootje valt. Als het weer valt verdwijnt het in mijn tas. Natuurlijk is dan de lol eraf en stopt hij het direkt in mijn tas.
Hij begint op een hoge toon te praten en wel de meest bizarre dingen. Ik negeer hem en hij krijgt dorst. Appelsap uit een flesje drinken gaat hem goed af. Na een uur wordt hij het zat en wil op de stoel gaan staan. Wat natuurlijk niet mag, maar hij wil z´n schoenen wel uitdoen. Terwijl hij dat zegt, heeft hij het al gedaan. Dat levert nieuwe strijd op, want over 6 minuten zijn we in Düsseldorf. Ik kan hem afleiden met het kijken in de lucht of hij een opstijgend of landend vliegtuig ziet, want we zijn dan net bij Düsseldorf Flughafen. Hij ziet geen vliegtuig, maar intussen heb ik snel z´n schoenen weer aan gedaan.

9.51 We zijn in Düsseldorf. Omdat we pas om half 11 op kantoor hoeven zijn lopen we langzaam naar het speeltuintje tegenover het kantoor. Daar kan hij even zijn energie kwijt.


donderdag

De pamper kan weg, ik ben groot

De pamper kan weg, zegt mijn pleegzoon, nu ben ik groot. Zijn donkerbruine ogen stralen en hij lacht van oor tot oor. Al bijna twee weken heb ik dit vrolijke, eigenwijze en gezellige mannetje in huis. Om tijdelijk voor te zorgen.
Hij is drie-en-een-half en overdag is hij zindelijk, gaat uit zichzelf naar de wc. Bij de overplaatsing kreeg ik wat pampers voor de nacht mee, want ´s nachts zou het zindelijk zijn nog niet lukken. Maar na 10 droge nachten kan ik zijn zelfvertrouwen wel een stimulans geven.
Samen gooien we de laatste, inmiddels kapotte pamper weg. Want ook al is zo´n ding ´s morgens droog, na 2 nachten is hij niet meer te dragen.

Hij spreekt goed en op niveau, dus ik kan hem goed verstaan. Hij begrijpt mij niet altijd, want zijn duits is stukken beter dan het mijne. Hij zegt dan ook nogal eens: Was sagst Du? Dan heb ik kennelijk het verkeerde woord gebruikt of een hele foute zin gemaakt.
Ik heb al heel wat van hem geleerd, vooral het gewone huis- tuin- en keukenduits.

Hij is eigenwijs en zelfbepalend: hij heeft waarschijnlijk vaak voor zichzelf moeten zorgen of voor zichzelf moeten opkomen, maar hij laat zich, na een beetje aandringen, toch ook wel gezeggen. Want samen iets doen, samen kletsen vindt hij heerlijk.

Hij kan wel spelen, maar alles is vluchtig en chaotisch. Hij rent vaak heen en weer, wil graag dat ik voortdurend in zijn buurt ben. Wat logisch is, gezien zijn eerste onveilige jaren.
Buiten spelen doet hij graag, behalve als ik zeg dat hij maar even buiten moet gaan spelen. Dan protesteert hij voluit, want je gaat natuurlijk niet zomaar doen wat je pleegmoeder zegt.
Ik geniet echt van hem en ook van het werken met hem, de vooruitgang en ontwikkeling die hij hier meemaakt.

Maandagmorgen gaan we samen met de trein naar Düsseldorf, maar het kantoor van de Diakonie voor de bezoekregeling. Zijn moeder is er dan ook en dan hebben ze samen een uurtje in de speelkamer, wel onder toezicht van een pedagoge of maatschappelijk werkende. Ik ga dat uurtje de stad in. Ik ben benieuwd hoe moeder en kind op elkaar reageren en hoe hij na bezoekje zal reageren. Dat kan soms heftig zijn.

Wat er met hem gaat gebeuren weet ik niet, waarschijnlijk wordt de uithuisplaatsing officieel en zal hij opgevoed worden in een pleeggezin. Zolang dat nog niet zeker is blijft hij bij mij.